Studied by 14 peopleTodo el mundo
Iedereen
(Casi) todo
(Bijna) alle
La mayoría
De meerderheid
La mitad
De helft
Cobrar el salario
Salaris ontvangen/innen
Pagar el sueldo
Lonen betalen
La jornada completa
De volledige werkdag
La media jornada
De halve werkdag
La pausa
De pauze
El descanso
De rust
La hora de entrada/salida
Het uur van aankomst/vertrek
El personal/la plantilla
Het personeel
El/la trabajador/a
De arbeider
El/la empleado/a
De werknemer
El/la jefe/a
De baas/werkgever
Días de permiso
Verlofdagen
Días de vacaciones
Vakantiedagen
Días libres
Vrije dagen
La baja por maternidad
Moederschapsverlof
La baja por paternidad
Vaderschapsverlof
La baja por enfermedad
Ziekteverlof
Dar(le) (a alguien) las gracias
(Iemand) bedanken
Dar(le) (a alguien) los buenos días
Goedendag (tegen iemand) zeggen
Dar(le) (a alguien) un beso
(Iemand) een kus geven
Dar(le) (a alguien) un abrazo
(Iemand) een knuffel geven
Dar(le) (a alguien) la mano
(Iemand) een hand geven
Invitar (a alguien) a una fiesta
(Iemand) uitnodigen voor een feestje
Invitar (a alguien) a casa
(Iemand) thuis uitnodigen
Invitar (a alguien) a comer
(Iemand) uitnodigen voor te eten
Invitar (a alguien) a un café
(Iemand) uitnodigen voor een koffie
Enviar(le) (a alguien) un mensaje
(Iemand) een berichtje sturen
Enviar(le) (a alguien) una invitación
(Iemand) een uitnodiging sturen
Enviar(le) (a alguien) una felicitación
(Iemand) een felicitatie sturen
Enviar(le) (a alguien) una nota de agradecimiento
(Iemand) een bedankje sturen
Aceptar/rechazar un regalo
Een cadeau acepteren/afwijzen
Aceptar/rechazar una invitación
Een uitnodiging acepteren/afwijzen
hacer/recibir un regalo
Een cadeau geven/ontvangen
hacer/recibir un elogio
Een recomendatie geven/ontvangen
hacer/recibir un cumplido
Een compliment geven/ontvangen
Estar prohibido
Verboden zijn
Estar permitido
Toegestaan zijn
Estar bien/mal visto
Goed/slecht gezien worden
Estar aceptado
Geaccepteerd zijn/worden
Ser obligatorio
Verplicht zijn
Ser normal/habitual/frequente/raro
Normaal/gewoontelijk/frequent/raar zijn
Ser de buena/mala educación
Goed/slecht gemanierd zijn
Ser una falta/señal de respeta (hacia alguien)
Een gebrek/teken van respect zijn (naar iemand toe)
Ser aconsejable/recomendable
Aan te raden/aan te bevelen zijn
Note
Flashcard