Studied by 29 peopledas Abenteuer
het avontuur
abenteuerlich
avontuurlijk
der Abenteurer
de avonturier
die Extremsportart
de extreme sport
die Gefahr
het gevaar
gefärlich
gevaarlijk
die Safari
de safari
die Wüste
de woestijn
der Fallschirm
de parachute, het valscherm
der Sprung
de sprong
tauchen
duiken
die Höhle
de grot
die Kreuzfahrt
de cruise
der Schlitten
de slee
der Urwald
het oerwoud
der Kick
de kick
das Risiko
het risico
die Angst
de angst
ängstlich
bang, angstig
das Erlebnis
de belevenis
erleben
beleven
die Geschwindigkeit
de snelheid
bremsen
remmen
die Bremse
de rem
klettern
klauteren, klimmen
das Brett
de plank
die Weltreise
de wereldreis
das Rad
het wiel
das Bike
de mountainbike
der Reifen
de band
der Sattel
het zadel
der Lenker
het stuur
lenken
sturen
der Radhelm
de fietshelm
die Voraussetzung
de vereiste voorwaarde
brauchen
nodig hebben
sportlich
sportief
schwindelfrei
geen last van duizeligheid, zonder hoogtevrees
schwindelerregend
duizelingwekkend
wasserscheu
bang voor water
die Ausdauer
de conditie
die Kondition
de conditie
die Konzentration
de concentratie
der Mut
de moed
die Kraft
de kracht
das Gleichgewicht
het evenwicht
geeignet
geschikt
der Gleitschirm
de parapente
der Gleitschirmflieger
de parapentevlieger
der Aufwind
de stijgwind
die Thermik
de thermiek
die Höhe
de hoogte
die Freiheit
de vrijheid
der Wanderer
de wandelaar
wandern
rondtrekken
die Wanderung (en)
de tocht
die Strecke (n)
het traject
zurücklegen
afleggen
die Ausrüstung
de uitrusting
das gepäck
de bagage
übernachten
overnachten
der Zielort
de plaats waar je naartoe wil
der Berg (e)
de berg
das Gebirge
het gebergte
das Tal (¨er)
het dal
der Pass (¨e)
de pas
der Flug
de vlucht
die Bö (en)
de rukwind
winzig
heel klein
die Lichtung
de open plek in het bos
die Insel (n)
het eiland
überleben
overleven
der Schiffbruch
het schipbreuk
der Fluss (¨e)
de rivier
überqueren
oversteken
mutterseelenallein
moederziel alleen
schaffen
klaarspelen
die Rettung
de redding
retten
redden
der Bar (en)
de beer
die Schlange (n)
de slang
der Hai (e)
de haai
das gewitter
het onweer
der Blitzschlag
de blikseminslag
angreifen
aanvallen
das Blut
het bloed
die Pflanze (n)
de plant
das Flugzeug (e)
het vliegtuig
der Insasse (n)
de passagier
der Passagier (e)
de passagier
der Absturz
het neerstorten
die Leiche (n)
het lijk
die Kälte
de kou
tot
dood
die Lawine (n)
de lawine
sich ernähren
zich voeden
die Entscheidung (en)
de beslissing
der Schlafsack
de slaapzak
das Taschenmesser
het zakmes
der Kompass
het kompas
Note
Flashcard