Hoofdstuk 2

studied byStudied by 5 people
5.0(1)
get a hint
hint

socialeordevraag

1 / 75

Tags and Description

76 Terms

1

socialeordevraag

welke mechanismen of voorwaarden maken een geordende samenleving mogelijk?

New cards
2

Sociale structuur

Een selectieve inperking van de handelingsmogelijkheden van sociale actoren. = globale richtingaanwijzer voor het samenhandelen

New cards
3

Sociale normen

Regels die bindend voorschrijven hoe men in een bepaalde sociale relatie heeft te handelen, dus wat wel en niet moet of kan

New cards
4

Sociale positie

De plaats die iemand inneemte binnen een sociale relatie (of binding, verbrand of netwerk) in verhouding tot anderen

New cards
5

Formele sociale norm:

Juridisch afdwingbaar

New cards
6

informele sociale norm

Niet juridisch afdwingbaar

New cards
7

Sociale verwachtingen

Regel die positiebekleder moet volgen

New cards
8

Sociale rol

Geheel van verwachtingen over het handelen van een positiebekleder

New cards
9

Probabilistische of verwachtingsgerichte visie op sociale orde

Complementaire sociale rollen, dus elkaar aanvullende sociale verwachtingen over het handelen van positiebekleders, structureren het samenhandelen

New cards
10

Sociale orde

Komt neer op een gestructureerd sociaal verkeer tussen sociaal ongelijken

New cards
11

Sociale ongelijkheid

Het bestaan van een asymmetrie of hiërarchie tussen individuele of collectieve actoren.

New cards
12

Objectieve sociale ongelijkheid

Sociaal ongelijke verdeling of distributie van schaarse en algemeen hooggewaarde zaken als inkomen of vermogenstitels (economisch kapitaal), diploma’s (onderwijskapitaal) en macht (organisatiegebonden beslissingskapitaal)

New cards
13

Organisatiegebonden macht

Het vermogen om voor andere leden van een organisatie bindende beslissingen te formuleren of beslissingen die zij tot uitgangspunten of premisse van hun handelen moeten nemen

New cards
14

De sociale of maatschappelijke ladder

Hoger en lager gelegen sporten of treden binnen de verdeling van schaarse en hooggewaardeerde zaken

New cards
15

Sociale mobiliteit

Het bewegen van individuen op de sociale ladder

New cards
16

Intragenerationele mobiliteit

Individuele levensloop en nagaan of iemand sociaal stijgt, daalt… in eigen leven

New cards
17

Intergenerationeel

Individu vergelijken met ouders, oudere generaties en kijken of ze het beter doet of gelijkaardig.

New cards
18

‘De macht van het getal’

Mensen organiseren zich collectief, samen sta je sterken bv vakbonden

New cards
19

Sociaal aanzien, prestige of status

Goede naam hebben in bv bedrijf of in groep.

New cards
20

Subjectieve sociale ongelijkheid

De ongelijke waardering en behandeling van individuen of sociale actoren.

New cards
21

Statusincongruentie of -inconsistentie

Het innemen van uiteenlopende posities binnen de verschillende hiërarchische dimensies die sociaal aanzien, prestige of status definiëren

New cards
22

Statusonzekerheid

De onzekerheid bij statusinconsistente individuen over hun sociale appreciatie en behandeling

New cards
23

Objectieve maatschappelijke ongelijkheid

De objectieve sociale ongelijkheid in een nationale of regionale sml.

New cards
24

Sociale laag of sociaal stratum

Groep van sociale posities die binnen de objectieve dimensie van sociale ongelijkheid op min of meer dezelfde hoogte zitten

New cards
25

Sociale stratificatie

De opdeling van een maatschappij, vanuit het oogpunt van de objectieve sociale ongelijkheid, in onderling ongelijke lagen van vergelijkbare sociale posities.

New cards
26

Een klasse (algemene zin)

Een sociaal stratum van onderling vergelijkbare groepsposities

New cards
27

Een klassepositie (algemene zin)

Een beroepspositie binnen een bepaalde klasse

New cards
28

Klasse (specifieke zin)

Een relatief duurzaam sociaal stratum van huishoudens die vergelijkbaar zijn vanuit het oogpunt v/d objectieve sociale ongelijkheid

New cards
29

Klassenpositie (specifieke zin)

De positie van een leefeenheid binnen een bepaalde klasse.

New cards
30

Klasseongelijkheid of -stratificatie

Een geslachts- en etnisch gebonden stratificatie die met de klassenongelijkheid interfereert

New cards
31

Internationaal

Meerdere landen

New cards
32

Intranationaal

1 land op zichzelf

New cards
33

Sociaal kapitaal

Het totaal aan hulpmiddelen dat beschikbaar is voor (individuen in) een gemeenschap om de sociale organisatie vorm te geven

New cards
34

Methodologische kosmopolitisme

De transnationale verwevenheid van de effecten van de objectieve sociale ongelijkheid in rijke landen met haar krassere tegenhanger in armere regio’s of natiestaten.

New cards
35

Etnie

Een sociaal verband waarbinnen een zeker wij-gevoel leeft vanwege gemeenschappelijk cultureel erfgoed

New cards
36

Autochtoon

Al gevestigde etnische meerderheid

New cards
37

Allochtoon

Etnische minderheidsgroep, meestal onderaan sociale ladder, lager inkomens, scholing, minder macht

New cards
38

Etnische stratificatie

De opdeling van een maatschappij in onderling ongelijke lagen die worden bevolkt door uiteenlopende etnische groepen.

New cards
39

Geslacht Stratificatie

Veelvormige objectieve sociale ongelijkheid tussen mannen en vrouwen

New cards
40

Schaduwarbeid

Koken, schoonmaken, wassen

New cards
41

Glazen muur

Mannen en vrouwen op de werkvloer zien elkaar wel, maar hebben andere manieren van werken, van communiceren, van omgaan met vooroordelen en van sociaal wenselijk gedrag

New cards
42

Glazen plafond

Topfuncties niet vaak bekleed door vrouwen

New cards
43

Patriarchaat

Duurzame mannelijke overheersing in sml

New cards
44

Sekse

Biologische, anatomische en hormonale versch tussen ♀en ♂

New cards
45

Geslacht of gender (brede zin)

Gevarieerde en complexe arrangementen tts ♀en ♂ die de organisatie van de reproductie, seksuele arbeidsdeling en culturele definities van vrouwelijkheid en mannelijkheid omvatten

New cards
46

Geslacht of gender (specifieke zin)

Sociaal dominante definitie van mannelijkheid en vrouwelijkheid of geslacht identiteiten

New cards
47

De sociale-invloedenvraag

Sociale verhoudingen, verbanden en netwerken kneden ons individuele handelen en zelfs onze persoonlijkheid en biedt ons anderzijds gunstige of nadeligere levenskansen

New cards
48

Zelfbeheersing of zelfdwang

Drift- en affect controle

New cards
49

Reflexieve zelfdwang

Bewust naleven van sociale verwachtingen

New cards
50

Automatische zelfdwang zonder zelfbesef

Persoonlijkheid sterk ingesteld op afhankelijkheid van anderen

New cards
51

Controlled decontrolling

Zelfcontrole wordt op een gecontroleerde manier versoepeld

New cards
52

Internalisering of verinnerlijking

Het zich eigen maken van wat eerst ‘ik-vreemd’ was

New cards
53

Socialisatie (korte omschrijving, eerste deel definitie)

Een samenhandelen waarin een of meer belerende anderen een lerend individu sociaal maken, dus het vermogen tot samen handelen bijbrengen.

New cards
54

Socialisatie verhouding of -binding

Sociale vaardigheden (kunnen) en weten (kennen) door sociaal gevestigden aan nieuwkomers overgedragen met het oog op hun algemene sociale functioneren of op hun functioneren binnen een meer specifiek sociaal verband.

New cards
55

Socialisatie

Het proces waarbij iemand van iemand anders de zaken leert die nodig zijn om te kunnen samenleven zoals dat in die sml gangbaar is.

New cards
56

Primaire socialisatie

Gezin en familie zijn eerste belerende instanties

New cards
57

Primaire leefwereld

Omg waarin kind eerste levensjaren doorbrengt

New cards
58

Primaire habitus

Eerst verworven geheel van neigingen of disposities

New cards
59

Secundaire socialisatie

Onderwijs brengt gericht en expliciet, op een georganiseerde of formele manier vaardigheden en kennis bij

New cards
60

Peergroup

Groep van gelijken

New cards
61

Positietoewijzing of -allocatie

De sociaal geregelde verdeling (allocatie) van sociale posities over- of de toewijzing daarvan aan- individuen = onderwijs kwalificeert op een dubbele manier: direct voor beroepsposities op de arbeidsmarkt en indirect voor klassenpositie op de sociale ladder

New cards
62

Reproductie van sociale ongelijkheid

Het bestendigen over generaties heen van de verschillen tss kassen of tss hoger en lager geplaatsten op de sociale ladder.

New cards
63

Tertiaire socialisatie

Socialisatieprocessen die naast of na de primaire en secundaire socialisatie plaatsvinden

New cards
64

Anticiperende socialisatie

Vooraf leren met het oog op het gewenste lidmaatschap van een sociaal verband waarbinnen men verder zal leren

New cards
65

Looking glass self of spiegelbeeld zelf

We observeren onszelf door ogen van anderen, hoe zien anderen ons?

New cards
66

Persoonlijke identiteit

Het individuele zelfbeeld dat een antwoord geeft of de vraag ‘wie ben ik?’ (individuele zelfbeschrijving)

New cards
67

Interne collectieve identiteit

Een binnen een groepering of sociaal verband relatief sterk gedeeld wij-beeld

New cards
68

Externe collectieve identiteit

Een zij-beeld van een groepering of sociaal verband dat breed wordt onderschreven door niet-leden of buitenstaanders

New cards
69

Identificatie

Internaliseren van een collectieve identiteit, zodat ze onderdeel wordt van de persoonlijke identiteit

New cards
70

Hybride persoonlijke identiteit

De neerslag van een mic van identificaties met niet naadloos op elkaar aansluitende collectieve identiteiten.

New cards
71

Sociale constructies

Selectieve uitvergroting van bepaalde groepskenmerken door binnen- en buitenstaanders

New cards
72

homogenisering

sociale en persoonlijke verschillen worden geminimaliseerd, gemeenschappelijke kenmerken worden uitvergroot-→ leidt tot verbeelde gemeenschap (vb nationalisme), in niet representatief

New cards
73

Negatieve zelfdefiniëring

Sociaal verband of groepering identificeert zichzelf op een positieve manier door aan een ander collectie exact de omgekeerde, dus negatief gewaardeerde eigenschappen toe te schrijven.

New cards
74

Essentialisering

Het voorstellen van een collectieve identiteit als wezenlijk of primordiaal voor alle leden van het betrokken collectief.

New cards
75

Identiteitspolitiek

Het thematiseren van collectieve identiteiten binnen de publieke arena

New cards
76

Zondeboktheorie

Groep mensen met problemen geeft schuld daarvoor aan andere groep mensen

New cards

Explore top notes

note Note
studied byStudied by 14 people
Updated ... ago
5.0 Stars(1)
note Note
studied byStudied by 11 people
Updated ... ago
5.0 Stars(2)
note Note
studied byStudied by 43 people
Updated ... ago
5.0 Stars(1)
note Note
studied byStudied by 10 people
Updated ... ago
5.0 Stars(1)
note Note
studied byStudied by 70 people
Updated ... ago
5.0 Stars(1)
note Note
studied byStudied by 25 people
Updated ... ago
5.0 Stars(1)
note Note
studied byStudied by 4 people
Updated ... ago
5.0 Stars(1)
note Note
studied byStudied by 13838 people
Updated ... ago
4.6 Stars(105)

Explore top flashcards

flashcards Flashcard47 terms
studied byStudied by 45 people
Updated ... ago
5.0 Stars(1)
flashcards Flashcard67 terms
studied byStudied by 4 people
Updated ... ago
5.0 Stars(1)
flashcards Flashcard37 terms
studied byStudied by 13 people
Updated ... ago
5.0 Stars(1)
flashcards Flashcard44 terms
studied byStudied by 12 people
Updated ... ago
5.0 Stars(2)
flashcards Flashcard42 terms
studied byStudied by 4 people
Updated ... ago
5.0 Stars(1)
flashcards Flashcard44 terms
studied byStudied by 1 person
Updated ... ago
5.0 Stars(1)
flashcards Flashcard250 terms
studied byStudied by 19 people
Updated ... ago
5.0 Stars(1)
flashcards Flashcard119 terms
studied byStudied by 97 people
Updated ... ago
5.0 Stars(1)