H2 Nederland verandert

woonwijk waar de leefbaarheid tekort schiet. heet ook probleemwijk.

een stad met de daaraan vastgegroeide voorsteden en dorpen.

iemand die zijn eigen woongebied verlaat door gebrek aan werk en geld.

vervanging van de arbeid door computers en computerprogramma's.

het aantal verplaatsingen met de auto.

mensen die betaald werk willen doen.

Plan van een gemeente waarin nauwkeurig beschreven is hoe een stukje grond mag worden gebruikt.

oudste deel en centrum van een stad. heet ook historische binnenstad.

andere naam voor intensieve veehouderij, omdat het dier de machine is en de stal de fabriek.

de bewoners-en woningkenmerken van een woonwijk.

het kantoren-, winkels-, en uitgaansgebied van een stad. heet ook centrale zakenwijk of stadscentrum.

belangrijkste stad in een stadsgewest.

central business district.

verdringing van de woonfunctie door kantoren en winkels.

dienstverlening met als doel geld te verdienen, zoals handel, banken, transport, winkels en horeca.

beleid om meer woningen te bouwen in en dicht tegen de steden aan.

verhouding tussen de productieve en de niet-productieve leeftijdsgroep.

het aantal mogelijke klanten dat binnen de reikwijdte van een voorziening woont.

het minimum aantal mogelijke klanten dat een voorziening nodig heeft.

langzaam rijden of stilstaand verkeer.

de lenge van de file vermeningvuldigd met het aantal minuten dat hij duurt.

iemand die in een andere plaats woont dan waar hij werkt.

veranderingen in een arme woonwijk als rijke mensen er verwaarloosde woningen kopen en opknappen.

druk van de groep 65-plussers op het aantal 20- tot 65-jarigen.

druk van de groep 0- tot 20-jarigen op het aantal 20- tot 65-jarigen.

een gebied opnieuw inrichten, vaak met veranderingen van ruimtegebruik.

alle voorzieningen die nodig zijn om personen, goederen of informatie te vervoeren.

het ruimtegebruik voor wonen, werken, verkeer en recreatie.

akkerbouw met inzet van veel kapitaal en kennis per hectare.

vergroting van de productie per hectare en per dier met behulp van kennis en geld.

de mate waarin een woonwijk geschikt is om er te leven.

het vervangen van menselijke arbeid door machines.

aaneengesloten stedelijke gebieden met meerdere centrale steden die ieder meer dan 1 miljoen inwoners hebben.

de verplaatsing van mensen en goederen met behulp van een vervoermiddel.

verdeling van verplaatsingen van personen (of goederen) over de vervoermiddelen.

het verbouwen van één landbouwproduct.

allochtoon uit een niet-westers cultuurgebied.

personenvervoer volgens een dienstregeling met trein, bus, boot, metro of tram.

stadswijk met een hoge woningdichtheid, gebouwd tussen 1870 en 1920 voor industriearbeiders.

achterstandswijk.

niet-commerciële diensten, zoals gezondheidszorg, onderwijs, defensie, brandweer en rechtspraak.

het grootste stedelijke gebied van Nederland (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht, met de dorpen en steden di er tussen liggen).

de maximale afstand die mensen willen reizen om van een voorziening gebruik te maken.

het opknappen van oude huizen, zodat ze voldoen aan moderne woonwensen.

herstel van oude, waardevolle gebouwen.

als het aantal inwoners van een stad weer stijgt na een periode van bevolkingsafname.

inrichting.

het maken van plannen voor de inrichting van een gebied.

de schaal waarop je naar de wereld kijkt: lokaal, regionaal, nationaal, continentaal of mondiaal.

migratie vanwege bepaalde kenmerken, zoals leeftijd, inkomen of opleidingsniveau.

slechte huizen afbreken en er nieuwe huizen voor in de plaats bouwen.

de periode op een dag met het meeste verkeer.

central business district (cbd).

stad met voorsteden eromheen die onderling veel contact hebben.

steden en stadsgewesten die dicht bij elkaar liggen.

vernieuwen van woonwijken, zodat de leefbaarheid verbetert.

door suburbanisatie snel gegroeid dorp of stadje dicht bij een grote stad. heet ook voorstad.

de verstedelijking van het platteland door migratie vanuit een stad.

het reizen naar en verblijven op een plaats buiten je normale omgeving.

iets waar iedereen gebruik van kan maken, zoals een winkel, school, dokterspraktijk of speelveldje.

deel van de beroepsbevolking dat op zoek is naar werk.

het aantal woningen per vierkante kilometer.

het reizen tussen woonplaats en werkplek.